Hoofdstuk 3
ZO VADER, ZO ZOON (1)
GENERATIE 2: [II-A] DIRC CLAES SCENERTSZ
Het is niet bekend met wie Claes Scenert [I] gehuwd was, wel zijn er uit dit
huwelijk een aantal zonen geboren. De eerste kan worden aangetoond met behulp
van de kloosterrekening over het jaar 1460 onder abdisse Elisabeth van
Rijswijck.[1]
In het genoemde jaar 1460 huren "Claes Scenert ende sijn zoen een stuck malants
van 14 hont ende leyt an die westzyde vanden aeck ende plach Floer Bruyn te
bruycken om 4 1/2 rijns gulden, facit 6 pond".
In hetzelfde huurboek vinden we de vermelding van huurafdracht van Dirc Scenert
en het ligt voor de hand, wat ook zal blijken uit het vervolg, dat Dirc deze
niet met name genoemde zoon is.
De genoemde post in het rekeningenboek van 1460 vermeldt: "Dirc Scenert van 2
morgen broeclants ghelegen an die suytzyde van Bronsgheesterwech en vier hont
gheestlants an die westzyde van Jan Smyts hoffste tesamen om 6 Wilhelmus schilt,
facit 8 pond".[2]
Dirc Claes Scenertsz is bovendien bekend van een akte uit 1462. Hij sluit dan
met Ewout Willem Bartoensz, de rentmeester van het klooster een huurcontract
over de huur van een groot aantal percelen gelegen in Noordwijkerhout, waarbij
inbegrepen een hofstede.[3]
Zijn naam wordt in deze akte voluit, met het patroniem, gegeven (namelijk Dirc,
de zoon van Claes Scenert) waardoor het bewijs van de vader / zoon relatie
geleverd is.
De akte luidt als volgt (zie bijlage C voor de
originele tekst):
"In Noirtigerhout"
"Ik Ewout Willem Bartoensz laat een ieder weten dat ik verhuurd heb aan Dirc
Claes Scenertszoon de landen die voordien Gheryt Jansz van het klooster huurde.
Idem twee stuks broekland gelegen over de Watering achter Gheryts huis, ter
grootte van circa 2 1/2 morgen. Nog 8 hond broekland gelegen aan molemanslaan
(de Molenweg) en dit land mag hij blijven telen. Idem nog 2 1/2 hond gelegen in
de wildernis. Al dit genoemde land zal jaarlijks aan huur geven 4 gouden Engelse
nobels min een groot. Het overige broekland mag hij niet inzaaien en alle landen
zijn niet opgemeten maar zo groot als ze zijn. Idem (heb ik nog verhuurd) de
landen die van Hughe Gherytsz waren en vast liggen onder Claes Claesz's huis,
(deze landen) tezamen meer dan een halve morgen, strekkende van de Watering aan
de eerder genoemde 8 hond. De erfpacht daarop bedraagt jaarlijks een halve
gouden Engelse nobel. Idem heeft het klooster nog een jaarlijkse erfpacht op het
land waarop de hofstede gevestigd was, waarin Gheryt Jansz woonde, van 4
stuivers goed geld.
Idem heeft Dirc nog gehuurd 3 morgen geestland dat Gheryt Jansz huurde voor 21
stuivers. Idem (huurt hij) nog 2 1/2 hond broekland gelegen in de wildernis
tezamen met de kinderen van Gheryt Jansz. Idem nog een akker aan de oostzijde
van de hofstede van Jan Snyer, strekkende van de broek op de Gooweg, voor deze
twee percelen moet Dirc Claesz jaarlijks 20 stuivers geven en hij moet al het
banwerk maken dat voor deze landen ligt en het eerste (huur)jaar over al deze
landen zal ingaan in het jaar 1462, gedurende 10 jaar lang en mocht het zo zijn
dat Dirc Claesz deze 10 jaar niet tot het eind vol maakt, dan moet hij de eerder
genoemde kinderen van Gheryt Jansz de helft van het rantsoen teruggeven".
Of de genoemde Claes Claesz identiek is aan Claes Scenert [I] is onduidelijk. De
grond die Dirc Claesz ging huren behoorde bij het huis dat Claes Claesz
bewoonde. Bij eventuele verkoop of verhuur van de grond bleef hierdoor de
jaarlijkse erfpacht bij het huis en de grond behoren.
Dirc Claes Scenertsz werd verplicht het banwerk van deze percelen in orde te
maken. In keuren was geregeld dat heggen, hekken of schuttingen en verder
natuurlijke grenzen zoals slootjes, wateringen etc. aanwezig moesten zijn als
bangrens ter afscheiding van een rechtsgebied. Het onderhoud hiervan werd
gecontroleerd door middel van een jaarlijkse inspectie, de zogenaamde "schouw"
door schout en kroosheemraden.
Het rantsoen waarvan sprake is in de akte is een bepaald bedrag aan opgeld,
berekend als percentage over de hoofdsom, dat o.a. bij de verhuur van de
landerijen werd betaald. Dirc Claesz moest de helft van dit bedrag terugbetalen
indien hij de totale huurperiode van 10 jaar niet vol maakte.
Het is mogelijk om met behulp van de gegevens over de personen uit deze akte en
met die uit een aantal andere akten met betrekking tot vervolghuurcontracten en
rekeningen van de genoemde percelen van voor 1462 en van na 1472 enige
conclusies te trekken. Zo ontving de rentmeester van het klooster volgens de
kloosterrekening van 1447 de huurrenten van de genoemde percelen uit handen van
Hughe Gheryt In die Sac.[4]
Volgens de kloosterrekening van 1453 ontving de rentmeester deze rente van diens
vader Geryt Jansz in die Sack.[5]
Tussen 1460 en 1467, dus in de huurperiode van Dirc Claes Scenert komen deze van
Geryt Jansz's "erfnaem" in die Sack.[6,7]
Met andere woorden, van degene die de erfgenaam was van Geryt Jansz.
Verder staat het vervolghuurcontract van de 2 1/2 hont broekland gelegen in de
wildernis, die in de tijd van Dirc Claesz in handen was van de kinderen van
Gheryt Jansz, vanaf 1472 op naam van Haestgen Huygendr.[8]
In 1477 werd haar naam in de kloosterrekening doorgehaald en vervangen door die
van Jan Florysz, vermoedelijk is zij het jaar daarvoor overleden.[9]
Bovendien was in 1472 het vervolghuurcontract van de eerste vier percelen
overgegaan op Jacob Gheryt Jan Diestsz, een zoon van Gheryt Jansz in die Sac.[10]
Hieruit kan worden geconcludeerd dat Dirc Claes Scenertsz omstreeks 1471 is
overleden en gehuwd was geweest met een dochter van Hughe Gherytsz In die
Sac(k). Zij zou dan de "erfnaem" van Geryt Jansz geweest zijn, die omstreeks
1460 moet zijn overleden. Toen Dirc Claesz huwde met genoemde Haestgen Huygendr
werd hij de huurder van de grond in Noordwijkerhout en gingen zij wonen op de
hofstede, waar voor die tijd Gheryt Jansz "plach te wonen". Hiermee is tevens
verklaard waarom in 1462 de "volgende" zoon van Claes Scenert de percelen huurt
die in 1460 noch op naam stonden van Claes Scenert en zijn zoon Jacob. Verder is
Haestgen Huygendr bekend uit een huurakte op naam van ene Ghysbrecht Gerytsz,
die gezien de andere gegevens, een broer moet zijn van Hughe Gheryt In die Sack
en van Jacob Gheryt Jan Diestsz. In de genoemde akte huurt Ghysbrecht in 1477
van het klooster Leeuwenhorst vier akkertjes gelegen tussen de hofstede van
Haesge Huych en de hofstede van zijn vader, aan de Gooweg.[11]
[1] Lwh / Inv.64(1460)fol.3Nw
[2] Lwh / Inv.64(1460)fol.2Nw
[3] Lwh / Inv.4(1444)fol.11vNwh
[4] Lwh / Inv.47(1447)fol.4Nw
[5] Lwh / Inv.55(1453)fol.5vNw
[6] Lwh / Inv.64(1460)fol.4
[7] Lwh / Inv.71(1467)fol.4
[8] Lwh / Inv.5(1470)fol.43Nwh
[9] Lwh / Inv.81(1477)fol.7Nwh
[10] Lwh / Inv.5(1470)fol.42vNwh
[11] Lwh / Inv.4(1444)fol.13Nwh
BIJLAGE C
Nationaal Archief, voorheen het Algemeen Rijksarchief Zuid Holland
Archief van de Abdij van Leeuwenhorst
Toegang 3.18.17.01
Huurboek van de Landen in Rijnland en 't Westland
Inventarisnr. 4 (1444) folio 11 verso
Noortigerhout
” Ic Ewout Willem Bartoensz doe condt allen luyden dat ic verhuyert hebbe Dirc
Claes Scenertszoen alsulcke landen als Gheryt Jansz vanden cloester plach te
bruycken . Ith twe stuck broeclants ghelegen over die Wateringhe after gheryts
huys voirb en sien groot omtrent derdalf morgen . noch viij hont broeclants
ghelegen an moelmans laen en dese viij hont mach hy telen of hy wil syn jaren Wt
. Item noch ij s hont lants ghelegen in die wilnes . Item van alle dit voirb
lant sel Dirc jaerlix gheven te huyer vier gouden enghelse nobels min een groot
ende hy sel dat ander broeclant niet saeyen en alle landen den hoep sonder maet
als groot alst ghelegen is . Ith noch van landen die Hughe Gherytsz syn waren
ende leyt al vast onder Claes Claeszs huys . was ende meer dan een s morgen
streckende vander Wateringhe an die viij hont voirb . erfpacht daer op tsiaers
een halve gouden enghelse nobel . Ith noch heeft dat cloester erfpacht tsiaers
op lant dat doir die hofste gaet daer Gheryt Jansz plach te wonen vier Stuveren
g(oed) g(elt) . Ith noch heeft Dirc ghehuyert drie morgen gheestlants ende plach
Gheryt Jansz te bruycken om xxi Stuveren . Ith noch dirc van ij s hont
broeclants ghelegen in die wilnes met Gheryt Janszs kinder ghemeen . Ith noch
een verso acker an die oestzyde van Jan Snyers hofste streckende vanden broec
opten gowech . van dese twe percelen sel Dirc jaerlicx gheven xx stuvers ende
Dirc Claesz sel alle ban werck maken dat voir dese voirb landen leyt ende dat
eerste jaer sel ingaen van alle dese voirb landen Int jair Lxij duyerende x jair
lanc ende waer dat zake dat Dirck Claesz dese voirb x jaer niet Wt en bruyct so
sellen die voirb kinder van Gheryt Jansz Dirc Claesz half dat rotsoen
wedergheven ”.