Hoofdstuk 10

NIET UIT DE KLEI GETROKKEN

 

GENERATIE 4: [IV-C] WILLEM CLAES JACOBSZ

We zagen al in hoofdstuk 7 dat, toen in 1541 het huurcontract van Claes Jacop Schenertsz [III-b] afliep, de percelen op dezelfde voorwaarden daarna tot 1550 verhuurd werden aan Willem Claesz. In de kloosterrekeningen over 1538 vinden we het bewijs dat dit een zoon is van Claes.[1]
"Willem Claes Jacobsz loco patris (in plaats van zijn vader) van twee morgen brouclants ende een morgen teellants te huyer maakt 16 pond".
Ook in de jaren daarna, tot en met 1549, vinden we deze tekst in de kloosterrekeningen.

Pieter Hobbesz, "de Rentemeester vanden Heyligen Gheest gueden tot Noirtich" boekt in het jaar 1543 over de ontvangsten van de landrenten van dat jaar een totaalbedrag in van 111 gulden en 1 stuiver. Een van de posten daarvan is die van Willem Claesz in de Klei.[2]
Over een morgen teelland draagt deze 4 gulden en 10 stuivers bij. In de jaren ervoor werd door zijn vader Claes Jacop inde Cley over dezelfde morgen teelland nog 6 pond betaald.[3]
Willem Claes Jacobsz is vermoedelijk vernoemd naar de vader van moederskant. De naam Willem troffen we nog niet eerder aan onder de voorouders. Na het overlijden van haar man werd zijn moeder in dorpsrekeningen van in de ommeslag Griet Claes Jacobsz genoemd.[4],[5] Zij zou dan mogelijk Griet Willemsdr geheten hebben, maar echt bewijs hiervoor is niet gevonden. Het is eveneens onbekend of Willem Claesz getrouwd is geweest.

In het vervolghuurcontract van 1550 van het klooster Leeuwenhorst wordt verrassenderwijze in plaats van Willem Claes Jacobsz een zekere Willem Claesz Abel genoemd. De kloosterrekening van 1551 (de rekening van 1550 ontbreekt) en die van 1552 vermeldt eveneens deze naam. Het is niet duidelijk of het om twee personen gaat. Soms werd de naam van de moeder bij de eigen naam gekoppeld. Dat gebeurde in die tijd wel meer als zij sociaal een hoge positie vertegenwoordigde. Er zijn echter geen andere gegevens over haar gevonden.

Tijdens het onderzoek kwamen bij toeval gegevens boven water over Willem Claesz Abel. In het Oud-Archief van Rijnland werd bij het Hoogheemraadschap in het morgenboek van Noordwijk en Noordwijkerhout over anno 1568 een perkamenten versteviging van de katernen aangetroffen.[6] Waarom dit charter hiervoor werd gebruikt is onduidelijk, mogelijk had deze door een fout in de tekst geen waarde.
In het charter worden Gerrit Meeusz, als man en voogd van Cryntgen Willemsdr en Jeroen Jansz Zwan, als man en voogd van Neeltgen Willemsdr zijn huisvrouwen zuster, genoemd bij de boedelverdeling van de achtergelaten goederen van Ermtgen Nyclaesdr. Willem Claes Abel en zijn vrouw Ermtgen Nyclaesdr, beyder zaliger gedachtenis, moeten beiden gezien het jaartal in het charter rond 1564/1565 zijn overleden. In het morgenboek van 1564 wordt Barent Willemsz, samen met zijn moeder en zusters genoemd als "eygenaer en bruyckers (huurders)" van maar liefst 38 morgen en een half hond land.[7]

 Willem Claes Abel stierf dus eerder dan zijn vrouw. In het morgenboek van 1568 blijkt Gerrijt Meeusz op te treden als eigenaar / huurder van de grond in plaats van Baernt Willemsz.


[1] Lwh / Inv.146(1538)fol.16Noirtwyck
[2] GANw.Inv.866(1543)fol.12
[3] GANw.Inv.866(1531)fol.4
[4] GANw.Inv.294(gemerkt"B")(1544)fol.42
[5] GANw.Inv.294(gemerkt"B")(1545)fol.57en fol.65v
[6] OAR.Inv.6001a(1568)kaftversteviging
[7] OAR.Inv.6001a(1564)