Hoofdstuk 12

EEN GOED VERZORGDE OUDE DAG

 

GENERATIE 6:
[VI-A] LENAERT HUIGENSZ
[VI-B] JAN HUYGENSZ
[VI-C] CORNELIS HUYGENSZ
[VI-D] WILLEM HUYGENSZ
[VI-E] NEELTGEN HUYGENDR
[VI-F] FYTGEN HUYGENDR

In 1584 wordt een akte opgemaakt in het Rechterlijk Archief van Noordwijk, waarin de kinderen van Huyg Gijsbrechtsz een akkoord troffen over de erfenis van hun moeder Marijtgen Jansdr zaliger.[1]

De tekst van de akte van 1584 luidt:

Voor mij verschenen zijn in eigen persoon Lenaert Huigensz, Jan Huygensz, Cornelis Huigensz, Willem Huygensz en Jan Pietersz Wiel als man en voogd van Neeltgen Huygendr zijn huisvrouw, ieder voor zich en als ooms en voogden van de nagelaten kinderen van Adriaen Willemsz en Fytgen Huygendr hun zuster. En beloofden tegenover ons vrijwillig en met toestemming van hun vader Huych Ghysbrechtsz, hun vader dat zij comparanten met elkaar en op vriendschappelijke en minnelijke wijze akkoord en overeengekomen waren betreffende de erfenis, besterfenis en goederen van Marijtgen Jansdr, hun moeder zaliger en bovendien van alle goederen Huych Ghysbrechtsz, hun vader. Genoemde Willem Huigensz zal als vrij eigendom (zonder lasten) hebben en behouden al de goederen, roerende en onroerende als huis, hof, land, zand, zoals dat door Huych Ghysbrechtsz met Marytgen Jansdr, zijn huisvrouw, in bezit, gebruikt en bewoont hebben, niets uitgezonderd maar ook zijn lasten en opbrengsten neemt uit alle uitgaven en binnenkomende schulden die enigszins betrekking hebben op de boedel.

Waar tegenover Willem Huygensz dient zijn eerder genoemde broers, zuster en zusters kinderen gezamenlijk uit te reiken en te betalen een eenmalige som van 1500 carolus guldens van 40 of betaling van gelijke waarden, behalve dat Willem Huygensz zelf daaruit zal ontvangen een kindsdeel. Van de genoemde 1500 gulden is Willem Huygensz verplicht in zeven termijnen ieder jaar op Allerheiligendag uit te reiken en te betalen de somma van 700 gulden, waarvan Allerheiligendag anno 1580 de eerste 100 gulden vervallen en verschenen waren en zo voort gaande jaarlijks de effectieve betaling van 700 gulden. En betreffende de resterende 800 gulden die zal Willem Huygensz in beheer houden totdat Huijch Ghijsbrechtsz hun vader overleden en gestorven zal zijn. Van de rente daarvan dient Willem Huygensz zijn vader te onderhouden in eten, drinken, kleden en (ver)teren naar redelijkheid en zodanig zoals zijn status en ouderdom vereist en noodzakelijk is. En na de dood en het overlijden van Huych Ghysbrechtsz zal Willem Huygensz verplicht zijn de zelfde 800 gulden op achtereenvolgende Allerheiligendagen uit te betalen. Genietende ook mede daar uit zijn portie en kindsdeel zoals afgesproken. En mocht het gebeuren dat Huych Ghysbrechtsz in het huwelijk zou treden of dat hij niet langer bij Willem Huygensz wilde blijven wonen , in dat geval zal Willem Huijgensz zijn vader jaarlijks de rente moeten uitkeren van de eerder genoemde 800 gulden, zonder enige verdere verplichting tegenover hem te hebben. Verder beloofden de overigen comparanten evenals Huych Ghysbrechtsz, hun vader elkander geen andere schifting of scheiding of deling te eisen of te doen eisen. En het gene vernoemd in elk opzicht na te komen en daartoe verbonden alle comparanten hun persoon en goederen, roerende en onroerende, huidige en toekomende, akten en kredieten niet uitgezonderd, makende dit zelfde onderwerp van alle heren, hoven en rechters, alles zonder fraude, arg- of
list. Aldus getekend.

De personen van generatie 6 die in het charter genoemd zijn worden nu apart behandeld.

[VI-A] LENAERT HUIGENSZ

Ook Lenaert Huygensz komt net als zijn vader , in het jaar 1561 voor op de lijst van de 10e penning over Noordwijk. Hij huurt hij in dat jaar van Jacop Gerritsz een huis, dat (by eede) werd getaxeerd voor 3 f., zijn afdracht in de 10e penning bedraagt 6 stuivers.[2]

In 1572 hebben verscheidene bewoners behoorlijk last van de rondzwervende Spaanse troepen. Zij winkelden bij de bewoners zonder te betalen. Vanuit de dorpskas werden ze dan soms gecompenseerd. Zo ook Lenerdt Huygen. In Noordwijk aan zee staat hij vermeld in de dorpsrekening van 1572, waarin hij vergoed wordt uit de dorpskas voor 2 gulden 17 stuivers en een blank voor "caes en broot die de Spangaards gehaalt" hebben.[3]

Lenaert Huigensz woonde in 1576 te Leiden. Na het beleg van Leiden is hij waarschijnlijk nog enige tijd in Leiden blijven wonen.

In de Dorpsrekening over 1577 vinden we over Lenaert Huygensz het volgende.[4] Bij het liquideren, afhoren en sluiten van de Dorpsrekening "op de camere ten huyse van Jan van Heusden, bailliu ende schout, ter presentie van Joncheer Johan vander Does, heere tot Noortwyck en Joncheer Cornelis vander Bouchorst" neemt, naast Dirck Henricsz en Symon Jonasz als oude gesworens, ook Jan Symonsz vervangende Lenaert Huygensz als jonge gesworens, waar. Lenaert blijkt in dat jaar vervangen te zijn, waarschijnlijk omdat hij zich samen met zijn vader en broers zich in dat jaar en mogelijk in voorgaande jaren, gevlucht voor de Spanjaarden, in Leiden bevond.

Lenaert Huigensz wordt genoemd als jongen gezworene in de jaren 1578/1580. In het eerste jaar was hij afwezig als "jonge" geswoorene bij het vaststellen van de jaarrekening. Hij wordt wel in 1580 als een van de geswoornens vermeld in een akte waarin de voorwaarden worden beschreven waaraan degenen moeten voldoen die de dorpsaccijns willen pachten.[5]


Een van de voorwaarden was dat de huurder "binnen de Schiebruggen van Noortwyck diende te wonen" en verder gehouden zou zijn vier souffisiante personen (dus voldoende solvabel en betrouwbaar) als borgen te stellen die eveneens binnen Noortwyck woonden, die in hun ogen voldeden. De pacht gingen uiteindelijk naaar Jan van Heusden, Bailliu ende Schout van Noortwyck voor 450 ponden.

In 1581 wordt hij tesamen met Jan Symonsz genoemd als Oude Gesworens van den Dorpe ende heerlycheyt van Noortwijck.[6] De dorpsrekeningen van 1582,1583 en 1586 tekent hij met zijn huismerk.[7]


Lenaert Huygensz levert op 27 september 1583 "zeker speck gecoft ende (aan) den armen gegeven". Deze en veel andere levensbehoeften werden regelmatig aangekocht en aan de zeer armlastige ouderen uitgedeeld.[8]

In 1586 wordt Lenaert Huygensz in de Dorpsrekening van dat jaar aangeslagen voor een bedrag van 48 gulden, betreffende "den uytcoop vanden exu van zijne goederen". Mogelijk is hij in dat jaar naar Leiden verhuisd.[9]

Op 7-5-1593 verschenen Lenaert Huygensz en Erckgen Florisdr, man en wyf, wonende binnen de stad Leyden voor Notaris S.L. vander Wuert.[10]
Beide waren gezond van lijf en lichaam en ook machtig hun geheugen en verstand te gebruiken. Zij sloten een zogenaamd "wederzijds" testament af waarbij na het overlijden van een van hen, de langstlevend alle goederen en erfenis van de ander in zijn totaal zou ontvangen.

Op 8-11-1596 verschijnt Erckgen Florisdr opnieuw voor de zelfde notaris en wordt in deze akten genoemd als weduwe van wijlen Lenaert Huygensz.[11]
Zij verklaard dat bij haar overlijden de ene helft gaat naar Floris Cornelisz, Geryt Cornelisz en Marytgen Cornelisdr, drie kinderen van haar reeds overleden broer Cornelis Florisdr.

De andere helft erven "Jan Huygensz, Willem Huygensz, Cornelis Huygensz en Neeltgen Huygendr en Fytgen Huygendr, haar zaliger mans broeder en zuster elcx van hen een gerecht vyfde part", waarbij de twee kinderen van Fytgen samen ook een vijfde deel ontvangen.
Maar op 27-5-1600, eveneens bij Notaris S.L. vander Wuert, residerende In Marendorp bij de Rodesteen, herroept ze dit testament.[12]

Zij wordt in dit testament omschreven als Erckgen Floris, wedue wijlen Lenaert Huygensz tot Noortwijck opt zee. Mogelijk is de verhuizing van Leiden, terug naar Noordwijk, de reden geweest dat er niets voor de erfgenamen over bleef om te verdelen.

In 1599 bij de Capitale Taxatie der leningen over het ambacht van Noortwyck wordt Erckgen Florisdr genoemd als weduwe van Lenert Huygensz.[13]

[VI-B] JAN HUYGENSZ

Jan Huygensz zal in het volgende hoofdstuk uitgebreid belicht worden.

[VI-C] CORNELIS HUYGENSZ

Over Cornelis Huygensz is weinig bekend. In het Rechterlijk Archief is slechts een akte gevonden die mogelijk over hem gaat.[14]
"Jan Florisz en Cornelis Florisz tesamen met Adriaen Jansz, als man ende voocht van Adriana Florisdochter ende Cornelis Cornelisz als man en voocht van Grietgen Florisdr ende Cornelis Huijgensz als man en voocht van Marytgen Florisdr, alle tzamen kinderen en erffgenamen van Floris Pietersz haren overleden vader" verklaarden op 12 october 1602 een huis, erf, lijnbaan en kroft verkocht te hebben aan Jan Jansz Neuven. Het geheel was gelegen "aende brelofterwech Inden ambachte van Noortwyck", ten noordwesten van de Woensdagse wateringe en bracht een somme op van duizend gulden, waarvan 300 gulden aan gereed geld en 100 gulden aflossing per jaar te betalen vanaf Kerstmis 1602.

Mogelijk is Floris Pietersz, de overleden vader in deze akte, dezelfde als de genoemde zwager en man van de niet met name genoemde zuster van Claes Gysbrechtsz, van Huych Gysbrechtsz en van Pieter Gysbrechtsz uit Hoofdstuk 11.

[VI-D] WILLEM HUYGENSZ

Willem Huygensz huwde Grietgen Jansdr, de weduwe van Jonas Huybertsz molenaar.[15]
Er zijn een aantal kinderen bekend van Willem en zijn vrouw Grietgen, namelijk Cornelis Willem Huygensz, Jan Willem Huygensz en een aantal dochters genaamd Annetgen, Marietje, Neeeltje en Aechgje. Cornelis Willem Huygensz huwde met Tryntgen Simonsdr, een dochter van Symon Jacobsz Capiteyn en Jantge Florisdr.[16]

Het geboortejaar van Willem Huygensz is af te leiden uit een akte van 1577 waarin hij samen met Adriaan Cornelisz een verklaring aflegt ten gunste van Gerrit Meesz, allen "buyerluyden van Noortwyck." Hij wordt hierin omtrent 29 jaar genoemd, zodat hij geboren is rond 1548. De akte is van de zelfde datum als die van Huygh Gysbrechtsz [V-b] en betreft eveneens een gepacht stuk land van de Barnadieten tot Warmond, waarin verklaard werd dat de beesten geroofd zijn en het land geen opbrengst opgeleverd had.[17]
Ook op 1 juni 1577 legt hij zo een verklaring af ten gunste van Geerte Florisdr, de weduwe van Willem Jacobsz, die in Noordwijkerhout grond pachtte van de abdij van Egmond.[18]
In deze akte wordt hij tesamen met Jan Pietersz genoemd als "buyerluyden van Noortwyck" en is omtrent 28 jaar oud.

Willem Huygensz komen we ook tegen in een akte in het Rechterlijk Archief van Noortwijck.[19] Op 11 april 1578 verschijnt hij voor het schepengerecht waarin Jan van Heusden, Baliu en Schout tot Noortwijck aan hem een perceel land verkoopt van omtrent acht hont, "byden hoop sonder maet inden ambochte van Noortwyck gelegen genaempt de Driestal".
Het land was "belent aent noordtwestzyde ende noortoosten de Struijnenwech, aent zuytoostzyde de woensdaechs wateringe ende aent zuydtwestende de dyeffpadt."

Op 28 februari 1585 staat hij met zijn huismerk vermeld als een van de schepenen, wanneer zij die oorkonden tesamen met de Schout toen er een groot aantal percelen grond in de Cley worden verkocht.[20]

Van Willem Huygensz is verder nog in het oud-Archief van de gemeente Noordwijk een charter bewaard gebleven.[21]
Hierin verkoopt Joncheer Henrick vander Laen" als oom en voocht van de nagelaten weeskinderen van weylen Mr. Niclaes van der Laen" aan Willem Huygensz omtrent een morgen en 27 roeden teelland in het ambacht van Noortwijck, gelegen ten noordoosten van de abdye van Leeuwenhorst bij de "goeijwech" (Gooweg) en nog een klein perceel van een hont en 75 roeden teelland bij de "goysloot". Datum akte 14 november 1585.

Op 1 juni 1594 werden de landen van het Heyligeesthuijs in het openbaar verkocht. De percelen moesten in 3 termijnen betaald worden.[22]
Aan Willem Huygensz werd een perceel van 8 hont en 74 roeden overgedaan, blijkende uit de volgende post: "Van Willem Huygensz als gecoft hebbende acht hont en 74 roeden lants voor 342 gulden, over den eersten termijn ontfangen, verschenen op Petri ad Cathedram anno 1595 een bedrag van 114 gulden.[23] Het land was gelegen tussen de Heerwech en de Achterwech. In 1623 is deze grond nog steeds in het bezit, maar wordt dan gehuurd door Hubrecht Meesz. De onlosbare rente die op het perceel rustte bedroeg 12 gulden.[24] Het land kwam na zijn dood in handen van zijn zoon Lenaert Wilem Huygen en van Gerrit Symonsz Capiteyn, een broer van de vrouw van Cornelis Willem Huygensz.[25]

[VI-E] NEELTGEN HUYGENDR

Neeltje is omstreeks 1548 geboren en is overleden na 1614. In dat jaar wordt zij genoemd in een akte in het Rechterlijke Archief van Noortwijck, waarin zij als weduwe van wijlen Jan Pietersz Wiel genoemd wordt.[26]
Ze woonde toen in 1602 in de Kerckstraat. Geassisteerd met Jeroen Jan huygen, de zoon van haar broer, als gekozen voogd verkoopt zij "een huysinge ende erve gelegen in de Kerckstraet aen Jan Jacobsz haren swager". Het huis is aan de achterzijde gelegen aan "het erve van syn moeder en geeft toegang met een vryen gang opte borrenput".
Hun zoon Jeroen Jansz Wiel (geboren omstreeks 1572) huwde met Maritgen Cornelisdr.
Uit dit huwelijk tenslotte werd Jan Jeroensz Wiel geboren die op 1 juni 1652 samen met Jan Jeroen Jansz Warmenhooven waarbij de familienaam voor de eerste keer in een akte werd vastgelegd.

[VI-F] FYTGEN HUYGENDR

Van Fytgen Huygendr is niet meer bekend dan dat zij getrouwd was met Adriaan Willemsz en dat zij voor 1584 is overleden. Adriaan Willemsz was een zoon van Willem Adriaansz, backer [Oringen?].[27]


[1] RANw.Inv.165(1584)fol.36v en 37
[2] RAZh.Inv.1372(1561) 10e Penning toegang 3.01.03 Nw
[3] RANw.Inv.294(gemerkt "B")(1572)fol.233v
[4] Ref.= GANw.Inv.294(gemerkt "B")(1578)fol.279
[5] GANw.Inv.285(1580)
[6] GANw.Inv.294(gemerkt B)(1581)fol.303
[7] GANw.Inv.294(gemerkt"B")(1582)fol.301v/idem(1583)fol.323v /idem(1586)fol.317v
[8] GANw.Inv.867(1583)fol.76
[9] GANw.Inv.294(gemerkt B)(1585)fol.16
[10] NAL.Inv.21Aktennr.6(1593)fol.83-F78
[11] NAL.Inv.24Aktennr.13(1596)fol.201-F78
[12] NAL.Inv.24Aktennr.4(1600)fol.66-F78
[13] GAL.Inv.7366(1599)
[14] RANw.Inv166(1602)fol.167bis
[15] GANw.Inv.868(1606)fol.8v bis
[16] GANw.Charter CH-H1(1609) transfix 1 en 2.
[17] NAL.Inv.6Aktennr.11(1577)fol.293-F78
[18] NAL.Inv.6Aktennr.11(1577)fol.291-F78
[19] RANw.Inv.164(1578)fol.9
[20] RANw.Inv.165(1585)fol.47v
[21] GANw.Charter CH23-1(1585)
[22] GANw.Inv.867(1594)fol.189v
[23] GANw.Inv.165(1595)fol47v
[24] GANw.Inv.867(1623)fol225v
[25] GANw.Inv.869(1638)fol.4v
[26] RANw.Inv.167(1614)fol.122v
[27] GANw.Inv.291(gemerkt "A")(1576)NaZ / Ref.= GANw.Inv.291(gemerkt "A"(1570)fol.211v