Hoofdstuk 14

DE LAATSTE LOOTJES

 

GENERATIE 7:
[VII-A] JEROEN JAN HUYGENSZ
[VII-B] JAN JANSZ "SPANJAERT"
[VII-C] HUYCH JANSZ BACKER

De wisselende schrijfwijze van de verschillende namen komen omdat de naamgeving overgenomen is zoals die in de gevonden aktes gebruikt werden en iedere "ambtenaar" schreef zoals hij dacht dat het moest. Er komen daarom dan ook afwijkende vormen van de namen in de boeken terecht. Meestal is gekozen voor de meest voorkomende schrijfwijze.
Bovendien loopt de codering bij de namen niet synchroon zoals in genealogische kringen gebruikelijk is. Dat is ook niet het doel van dit manuscript. Niet alle gegevens, zeker niet die van de laatste generaties, zijn verwerkt in dit familieverhaal. Gewerkt is namelijk richting de naamgever van de familie Warmenhoven.
Van deze drie zonen is veel meer bekend dan beschreven kan worden. Vanzelfsprekend zullen de belangrijkste feiten de lezer niet onthouden worden.

[VII-A] JEROEN JAN HUYGENSZ

Jeroen Jan Huygensz, was evenals zijn vader [VI-b] erg aktief betrokken bij zaken aangaande de Noordwijkse gemeenschap, maar ook over hem persoonlijk is veel terug te vinden in de akten en boeken.

Hij werd geboren in 1568 en huwde met Maritgen Theusdr, een dochter van Theus (van Mattheus) Cornelisz decker. Zij werd als weduwe genoemd in 1637.

Jeroen Jan Huygensz werd in 1598 genoemd als schepen.[1]
Hij ondertekend dan een akte met zijn merck en wordt hierin genoemd als een van de "teygen woerdiggen Geswoernen vanden Dorpe van Noetwick".

Op 13 juni 1605 verscheen voor Schout en schepenen, de vader van de vrouw van zijn broer Huych Jansz, Adriaen Cornelis Symonsz [Casteleijn]. Hij verklaarde dat hij een perceel land, groot omtrent drie morgen en een hont, "genaempt het Sint Jorislant gelegen aende Achterwech" verkocht had aan Jeroen Jan Huygensz. Dit inclusief "alle de vruchten daer op staende ende keure van vyer merrye paerden (vier merries)". Verder verklaarde hij "hem ter zaecke van de vercopinge al wel ende ten volle betaelt te zyn met een bezegelde custingbrieff Innehoudende een somme van duysent gulden ende negenentnegentich stuvers", welke afbetaald diende te worden "in vryes gelts op vier Jaren, daer Meyedach 1605 de eerste termyn", in vier gelijke delen.[2]

In 1610 verkreeg Adriaen Man Jacobsz backer (Zie Hootdstuk 13) door middel van naasting een "huysinge, erve ende lynbaen staende en gelegen Inde Kerckstraet", dit naar aanleiding van een vonnis van de schepenen van 10 maart 1604.[3]
In deze akte wordt beschreven hoe hij het geheel aan Dirc Wolphertsz, eertijts secretaris van heerlijkheid Noordwijk verkocht en dat hij dit deed "ten behouve van Jeroen Jansz, hem comparents halve broeder." Het pand was gelegen aan de noordoostzijde aan de kerkstraat, ten zuidoosten aan het pand van Mr. Christiaen [van Berkel] en ten noordwesten aan het pand van Henric Henricxsz decker. De koop werd betaald met een bezegelde custingbrief van 340 gulden, de eerste termijn met vijftig gulden contant, waarbij de koper twee gulden korting kreeg "die in den gelage (het gelag) zijn verteert". Verder diende de koper ter voller betaling 30 gulden per jaar te voldoen.

Vier van de kinderen van het echtpaar worden genoemd in 1637.
Op 5 mei 1637 verkopen namelijk Huyg Jansz backer voor de ene helft en Jan Jeroensz, Lysbeth Jeroensdr, Reympgen Jeroensdr en Cornelis Pietersz (? Berendrecht), als man en voogd van Grietgen Jeroensdr als erfgenamen van Jeroen Jansz hun vader voor de andere helft en zulks als erfgenamen van Jan Jansz alias Spanjert, hun broer en oom een perceel land gelegen ten westen achter het dorp van Noordwijk binnen. De verkoop aan Adriaen Claesz van Heemstede, schipper en biersteker, werd voldaan met een schuldbrief van 1021 gulden.[4]

In 1641 zoekt Willem Barentsz een overpad van zijn land dat in de buurt van het St. Jorisland ligt, maar dit wordt hem door Aeffgen Cornelisdr, de weduwe van wijlen Mees Symonsz van de Nes, op grond van bepaalde eigedomspapieren niet toegestaan. De Schout en schepenen inspecteren de situatie terplekke en na Jan Jeroen Jan Huygen gehoord te hebben mag Willem Barentsz zijn uitweg gebruiken "langes en over het voorhof van t lant van de wedue tot op seeckeren acker ofte laen, eertijts byde gildebroeders van St. Joris gilde vercoft zynde, langes den selven acker tot opten Achterweg toe." De kosten moesten gedeeld worden door Aeffge Cornelisdr, de huidige Gashuistmeesters en Jan Jeroensz "als posseneur (bezitter) van het St. Jorisgilde Lant", waarbij elk voor een gelijk derde deel diende te betalen.[5]

[VII-B] JAN JANSZ "SPANJAERT"

Jan Jansz huwde met Adriana Jansdr, een dochter van Jan Symonsz Breugom en Marie Leendersdr. Een tweede huwelijk van hem was met Maritgen Jacobsdr Waesdorp, een dochter van Jacob Jorisz Waesdorp en Maritgen Bruynendr.

In 1602 is hij samen met zijn broer ondertekenaar van de Dorpsrekening en doet dit middels zijn huismerck.

Jan Jansz Spanjaert werd evenals zijn broer Jeroen Jan Huygensz schuytvoerder, biersteecker en had als nevenberoep lijndrayer (touwslager).

Hij overleed evenals zijn tweede vrouw voor 1638, waarschijnlijk ten gevolge van de "heete sieckte" die in die tijd heerste.
Op 25 maart 1638 verschenen voor Schout en schepenen Dirck Jacobsz Waesdorp voor een derde deel, Anna Jacobsdr, wedue van Wolphert Florisz voor een derde deel en de kinderen van Ermpje Jacobsdr voor een derde deel, als erfgenamen van Maertgen Jacobsdr, die de weduwe was van Jan Jansz Spanjert, om een huis te verkopen dat haar door de erfgenamen van haar man eerder was toebedeeld.[6]

[VII-C] HUYCH JANSZ BACKER

De derde zoon, Huig Jansz Backer was schepen tussen 1626 tot 1628. Hij huwde Maritgen Adriaensdr Casteleijn, de dochter van Adriaen Cornelis Symonsz en Duyffgen Warboutsdr.
Hij overleed omstreeks 1639.
Het echtpaar kreeg vier kinderen. Jan Huigensz van Warmenooven timmerman, Dirck Huigensz vleijshouwer (slager), Cornelis Huigensz backer en Adriaen Huigensz, die zijn beroep in het boerenbedrijf zocht. Veel Noordwijkers stammen af van Jan Huigensz timmerman en van Adriaen Huigensz.

Huyg Jansz woonde in 1629 in de Kerckstraat. In dat zelfde jaar verkoopt hij namelijk aan Mr. Cristiaen van Loon een perceeltje grond "van omtrent vier rouden in het viercant soo groot ende cleyn als hetzelfde Jegenwoordig affgeheynt is, staende ende leggende Inden Dorpe van Noortwyck Inde kerckstraet" achter het huis en erf van de koper en het huis van Huyg Jansz.[7]
In deze verkoopakte stonden een aantal voorwaarden, waarin ondermeer stond dat de koper ten eeuwigen dagen verplicht was de heining moest onderhouden tot op een hoogte van zes voeten en dat hij de pilaren van het muurtje, dat tussen de grond van de koper en de verkoper stond, op grond van de koper zouden komen te staan en dat zij deze muur gezamenlijk zouden maken en onderhouden.
(Zie ook aan het einde van Hoofdstuk 13,waarin dezelfde Mr.Cristiaen in het jaar 1602 het achteraf totaal oneens was over de voorwaarden en een proces aanspande.)

Op 6 januari 1644 verscheen voor schout en schepenen, Maritgen Adriaensdr, als weduwe van wijlen Huijch Jansz backer, tesamen met haar zonen Jan Huygen, Adriaen Huygen, Dirck Huygen en Cornelisz Huygensz.[8]
Zij verklaarde op 6 februari 1643 op een openbare veiling een huis met erf, gelegen aan de kerkstraat verkocht te hebben aan Pieter Pietersz de Somer, den Ouden.
Huijch Jansz was dus voor die tijd overleden.


[1] GANw.Inv.297(1603)
[2] RANw.Inv.166(1605)fol.60
[3] RANw.Inv.166(1610)fol.56
[4] RAN.Inv.173(1637)fol.12v
[5] GANw.Inv.810(13-8-1641)
[6] RANw.Inv.173(1638)fol.68
[7] RANw.Inv.171(1629)fol.127v
[8] RANw.Inv.173(1644)fol.218