Hoofdstuk 16
DE KINDEREN VAN DE KINDEREN VAN DE KINDEREN VAN... DE NOORDWIJKSE TAKKEN VAN DE STAMBOOM
GENERATIE 8b:
[VIIIb-A] JAN HUIJGENSZ van WARMENOOVEN
[VIIIb-B] DIRCK HUYGENSZ
[VIIIb-C] CORNELIS HUYGENSZ
[VIIIb-D] ADRIAEN HUIJGENSZ WARMENHOOVEN
De meeste Noordwijkers stammen af van Jan Huigensz en van Adriaen Huigensz. In
dit laatste hoofdstuk daarom een aantal gevonden gegevens over "hun stamvaders".
Een van de zonen van Cornelis Huygensz, Daniel Cornelisz genaamd trouwde in
Delft en was daar kuipersbaas. Hij vormt de basis van een Westlandse tak, die
vooral in Pijnakker en wijde omgeving ontstond.
[VIIIb-A] JAN HUIJGENSZ van WARMENOOVEN
Jan Huijgensz Warmenhooven, de eerste zoon van Huych Jansz [VII-c] en Maritgen
Adriaensdr werd timmerman. Hij is omstreeks 1627 getrouwd met Jeroentje
Jeroensdr, een dochter van Jeroen Thonisz (van Schie) en Jannetgen Fransdr.
In een akte uit het Notarieel archief van Noordwijk van 15 april 1635 blijkt dat
"de erfgenamen van Jannigtge Fransdr zaliger, wedue van Jeroen Thonisz, te weten
Symon ende Thonis Jeroenszoonen, Joost Jansz Trijntge als man en voocht van
Trijn Jeroensdr ende Jan Huygensz als getrout gehat hebbende Jeroentge Jeroensdr
t samen" aan Jacob Pietersz een lijnbaan verkopen leggende aan de (oude)
Zeestraat, zich strekkende tot aan het Dieffpat.
De opbrengst van de verkoop was achtennegentig gulden en Jan Huygensz was de
schrijfkunst machtig en tekende met zijn handtekening.
Rond 1645 trouwde Jan Huygensz met Dieuwertgen Harmansdr Schilperhoeck, dochter
van Harman Harmansz en Engeltje Matthijs. Uit het eerste huwelijk werd een zoon
geboren, genaamd Adriaen Jansz. Deze Adriaen Jansz is de stamvader van de takken
van vooral katholieke "Noordwijk binders".
Jan Huijgensz wordt in verschillende jaren vermeld als schepen en was in 1642
hoewel "katholieck zijnde" kandidaat voor het kerkmeesterschap in de Grote- of
oude Sint Jeroenskerk.
Op 12 juni van het jaar 1653 kochten "de eerste Gasthuismeesters" de woning van
Cornelis Pietersz , gelegen "In de Buurt" gelegen in de kern van Noordwijk aan
zee, voor een bedrag van 500 gulden en dit huis werd door Jan Huijgensz verbouwd
en ingericht. Hij ontving hiervoor, zoals in het Gasthuisboek vermeld staat een
bedrag van 294 gulden.
"Tot opbouwinge van dit nieuwe gasthuis ende tot onderhoudinge van arme
miserabele personen ontving men, bij besluit van de ridderschap, uit de goederen
van de Abdij van Rijnsburg in 1666 tweederde deel en uit die van Leeuwenhorst
een derde van een bedrag van 500 gulden". Opnieuw werd het werk uitgevoerd door
Jan Huijgen en hij kreeg daar 214 gulden en 17 stuivers voor. Men bevestigde
boven de ingang een bord met de woorden: "Hyer laet men oudt, arm, kreupel, lam
en blinde wonen. Doet wel aen 't volck, Godt salt U eeuwich loonen". 1662.
Eerder, op 30 maart 1661 was Jan Huygensz van Warmenhooven (als een van de
schepenen) betrokken bij de overdracht van de Heerlijkheid Offem. In april van
dat zelfde jaar werd hij gekozen tot Weesvader van het Weeshuis in Noordwijk
binnen.
[VIIIb-B] DIRCK HUYGENSZ
Dirck Huygensz, de tweede zoon van Huych Jansz [VII-c] en Maritgen Adriaensdr,
woonde in de Creepelstraat. In Hoofdstuk 15 werd hij eerder reeds beschreven bij
Immetgen Lourisdr, de dochter van Louris Jansz van Sonnevelt waar Grietje
Jeroensdr Warmenoven [VIIIa-b] mee gehuwd was. Hij overleed omstreeks 1654/1655
en liet ten behoeve van zijn moeder en de andere erfgenamen "van ter sijden
comende" delen van een aantal stukken land na. Deze waren gelegen aan de Hogeweg
in Noordwijk en voorts een perceeltje in het ambacht van Noordwijkerhout. Verder
nog een vierde gedeelte van een huis met erf gelegen aan het Marctvelt (het
huidige Lindenplein).
[VIIIa-C] CORNELIS HUYGENSZ
Ook Cornelis Huygensz, de derde zoon van Huych Jansz [VII-c] en Maritgen
Adriaensdr, was bakker van beroep. Hij was rond 1636 schepen. Zijn eerste vrouw,
Anna Leendertsdr was een dochter van Leendert (? van der Plas) en Maritgen
Willemsdr. De laatste trouwde na haar mans overlijden met Cornelis Pietersz de
Groot. In een akte in het Notarieel archief van Noordwijk van 18 juni 1656 wordt
Maritgen Willemsdr, de "de egte grootmoeder" genoemd van Reijmtje Cornelis
Warmenoven, de dochter van Cornelis Huygensz uit dit eerste huwelijk. Het tweede
huwelijk van Cornelis, rond 1630 was met Martijntgen Pietersdr van Velsen, een
dochter van Pieter Engelbrechtsz van Velsen en Geertje Dirksdr. Het echtpaar
woonde in de Oude Swaen aan de Cruijsweg en kreeg meerdere kinderen. Na de dood
van haar man trouwde zij in 1649 met Jan Pietersz Coster.
[VIIIb-D] ADRIAEN HUIJGENSZ WARMENHOOVEN
Adriaen Huijgensz, de vierde zoon van Huych Jansz Bakker [VII-c] en Maritgen
Adriaensdr Casteleijn werd geboren in 1601. Hij was boerenknecht bij Jan
Willemsz Biltman (alias Rijnsoever), die een hoeve had in de Cleij aan de oever
van de Rijn.
Adriaen was omstreeks 1627 getrouwd met Maertje Jacobsdr van Schie, een dochter
van Jacob Theunsisz van Schie en een dochter van Jeroen Steenvoorden, waarvan de
voornaam niet bekend is. In een akte in het Notarieel archief van 29 december
1628 wordt Adriaen genoemd als weduwnaar. Het enige "nagelaten weeskind" dat uit
dit huwelijk werd geboren, Jacob Adriaen Huijgen genaamd, was geboren op 7
november 1627 was op die datum slechts 1 jaar oud.
Jacob Adriaensz huwde met Annetje Thonisdr van Houten een dochter Van Theunis
Stoffelsz van Houten en vormt de basis van een andere Noordwijkse tak van de
Warmenhovens.
Enige jaren later, rond 1632 trouwde hij met Trijntje Hendriksdr van
Sprokkenburg. Uit dit huwelijk werden twee zonen en drie dochters geboren.
Een voorval uit het leven van Adriaen Huigensz verdient evenwel niet onvermeld
te blijven.
In het voorjaar van 1665 was er een conflict gerezen tussen Katwijk en Noordwijk
over de grens tussen de twee dorpen. Er werden in dat jaar in verband met een
mogelijk treffen tussen de Hollandse en de Engelse vloot overal langs de kust
waakhuizen, met een signaalsmast en bovendien voorzien van een vuurbaken
geinstalleerd. Met behulp van deze signaalmasten, vierstengen genaamd, was het
mogelijk door middel van seinen alarm te slaan. De ruzie ging over de plaats en
welk dorp het wachthuis moest bemannen. Adriaen Huijgensz werd opgeroepen om als
64-jarige te getuigen of de plaats van het wachthuis in Noordwijk of in Katwijk
lag[1].
[1] Zie ook Blauwdotter 79, Uitgave Genootschap Oud-Noordwijk